Er staat niet wat er staat

Bert de Vries (1959)

Bert de Vries, Van voorbijgaande aard (Parallel tracks, 2007)

Een grote voorliefde voor oppervlakken en texturen spreekt uit het werk van filosoof en kunstenaar Bert de Vries (1959). Stenen, bergwanden en bodems komen hierin dan ook regelmatig voor. Soms zijn deze oppervlakken het schilderij, soms vormen ze alleen een achtergrond. Hoe dan ook zijn ze vaak opgebouwd met behulp van het oorspronkelijke materiaal: steen, zand, klei, keileem, as, veen, mortel.

Maar ook in meer schilderachtig tot stand gekomen werken van De Vries speelt materie een belangrijke rol. Composities worden regelmatig aangevuld met collages of assemblages van voorwerpen die vanaf het doek of paneel de derde dimensie zoeken. Het is soms moeilijk aan te geven waar figuratieve elementen overgaan in abstractie, of waar figuratief en abstract zich samenvoegen tot concrete kunst.

Bert de Vries, Wille zur Macht (2005)

Net zo goed als de menselijke wereld van waarden en betekenissen schatplichtig is aan en een afgeleide van de materiële werkelijkheid, zou, volgens De Vries, de kunstenaar ook veel minder als de doelbewuste bewerker van een betekenisvol voorwerp gezien moeten worden en eerder als een illusieloze veroorzaker van materiële schikkingen. Dat dergelijke composities gevoelens, ideeën, interpretaties en waarderingen oproepen is niet uitgesloten, maar eigenlijk volledig secundair. De overtuiging dat een kunstwerk iets voorstelt, een afbeelding is of een betekenis heeft is in feite een vorm van zinsbegoocheling. "Wij mensen hebben collectief geleerd om in de vegen, stippen en strepen verf waaruit een schilderij bestaat een voorstelling van iets werkelijks te ontwaren. Dat is een buitengewoon opmerkelijke prestatie van ons bewustzijn, waar we echter zo aan gewend zijn dat het ons zelfs moeilijk valt om een figuratief schilderij te beschouwen als een laag verf op een ondergrond - we zien alleen de voorstelling, niet het materiaal. En zelfs als we de aandacht op het materiaal richten en het schilderij zelf als een ding tussen de andere dingen waarnemen, is het moeilijk om het voorgestelde niet te zien," alsdus De Vries.

Bert de Vries, Toldgods (2007)

Wij zien het kunstwerk als drager van betekenis. Het is een taal zonder letters, een beeldtaal. Aan de herkenning en het "lezen" van een werk gaat echter van alles vooraf. Zelf het meest simpele geval, een afbeelding herkennen, veronderstelt een complex fysiek en psychisch proces van waarneming, bewustzijn en zelfbewustzijn, vergelijking, herinnering, interpretatie, betekenisverlening en waardering. Dat proces is, zeker voor wat betreft de hogere bewustzijnsfuncties, een in-en-in sociaal proces. Een afbeelding herkennen als afbeelding-van-iets is een vermogen dat we al vroeg in onze jeugd geleerd hebben, samen met de taal en het inzicht in het verschil tussen het algemene en het bijzondere.


"Ik weet nog hoe verrukt mijn dochter Annika was, toen ze, ruim een jaar oud, het verband ontdekte tussen de tekening van een banaan, de plastic speelgoedbanaan, de banaan op de fruitschaal en de uitgesproken klank van het woord "banaan". Het zijn dit soort stilzwijgende afspraken waarmee we met elkaar een hele wereld van betekenissen opbouwen. Ludwig Wittgenstein noemde deze conventies en interpretatiekaders "taalspelen" en het netwerk van taalspelen en menselijk gedrag vatte hij samen in de term "levensvormen". Taalspelen en levensvormen veranderen in de loop van de tijd. Wat voor de vroege middeleeuwer nog een natuurgetrouwe afbeelding van de werkelijkheid was, daar nam een Renaissancekunstenaar geen genoegen mee. Je kunt als kunstenaar echter ook doelbewust aan conventies morrelen en sleutelen. Een paar maanden na de ontdekking van het begrip "banaan" (Plato zou zeggen: de idee "banaanheid") bleek Annika ook de praktijk van het humoristisch gebruik van de metafoor te hebben ontdekt. Ze wees opeens op de geborduurde aardbei die haar truitje sierde en zei: "Annika aardbei". Vervolgens dribbelde ze naar een speelgoed-aardbei die ze aan haar moeder gaf: "Mama aardbei!" Tenslotte kwam ze naar mij toe. Ik kwam net van buiten, het was een gure winterdag, en dat het koud was was kennelijk aan mijn gezicht af te lezen. Annika prikte met haar wijsvingertje op mijn rode neus en riep triomfantelijk: "Papa aardbei!"


Conventies zijn het die er voor zorgen dat we de lijnen en kleuren op het ene schilderdoek als een realistische weergave van bijvoorbeeld een landschap interpreteren, terwijl we de lijnen en kleuren op een ander doek niet kunnen interpreteren als een afbeelding-van-iets, of als een verwijzing naar een betekenis. Het laatste noemen we dan een non-figuratief of abstract kunstwerk, het eerste een figuratief werk, maar er is niets in de materie van beide schilderijen dat een dergelijk onderscheid rechtvaardigt: het is ons oordeel, onze interpretatie, onze toekenning van vorm en betekenis die dit doet.

Bert de Vries, Laterne am Vormittag (2005)

Titels verwijzen bij De Vries weliswaar met enige regelmaat naar een literaire of filosofische context, maar het verband tussen deze context en het werk in kwestie is in de meeste gevallen dubbelzinnig en moet op zijn minst ironisch opgevat worden.
Behalve als beeldend kunstenaar is De Vries ook actief (geweest) als schrijver en dichter en als docent filosofie, algemene natuurwetenschappen, maatschappijleer en academische vaardigheden. Sinds 2005 werkt hij samen met Jan Reus in diverse projecten (Wilful Art, Galerie Waterloo en recentelijk Kunstkamer IJlst).

Bronnen

Bert de Vries & Edwin Zwart (eds.), Oerlangd. Wieringen: landschap en kunst, Den Oever, Culturele Kring Wieringen 2005.
Bert de Vries, Bewogen materie, in: Kunst en Wetenschap, 18/1 (2009), p. 44-49.
Bert de Vries, http://www.philosophersworld.com